Banden controle

Je hebt 3 soorten banden: zomerbanden, winterbanden, en all season banden. Ze hebben alle 3 hun eigen eigenschappen. Ze moeten altijd, voor het rijden, gecontroleerd worden op de volgende dingen:

• Profieldiepte
• Bandenspanning
• Beschadigingen
• Aanwezigheid van een ventieldopje

Profieldiepte

De profieldiepte dient minimaal 1.6 mm te zijn voor zomerbanden en 4 mm voor winter- en all season -banden. Deze meet je in de hoofdgroeven en kun je controleren aan de hand van een klein rubber blokje in het profiel, de slijtage indicator genoemd.
Profiel op de band heb je nodig om water en vuil af te voeren. Als je snel door een plas water rijdt, ga je ‘drijven’ of slippen in plaats van rijden, dat noemen we aquaplaning. Bij weinig profiel heb je hier dus heel snel last van, vandaar dat voldoende profiel op je banden hebben, heel belangrijk is!

Bandenspanning

De autobanden moeten de juiste bandenspanning hebben, anders moet de motor harder werken en gaat het brandstofverbruik omhoog, wat weer slecht is voor het milieu. Ook voor de wegligging en de slijtage van de band is het belangrijk dat de band een juiste bandenspanning heeft. De meeste auto’s vereisen een spanning van rond de 2,5 bar. De juiste bandenspanning kun je vinden in de handleiding van de auto. Vaak zit er ook een sticker met deze gegevens aan de binnenkant van het portier (zoals de onze) of bij de tankdop.

Beschadigingen

Controleer de banden regelmatig op beschadigingen om o.a. een klapband te voorkomen. Kijk of er geen happen uit de band zijn (door het raken van bijvoorbeeld een stoeprand) en kijk ook of er geen scheurtjes in de band zitten. Als de band oud wordt, ontstaan er kleine scheurtjes doordat het rubber minder soepel wordt.

Aanwezigheid van een ventieldopje

Een ventieldopje voorkomt dat er vuil in het ventiel komt. Wanneer er teveel vuil in je ventiel komt kan je ventiel gaan lekken. Met een ventieldopje kun je voorkomen dat je een nieuw ventiel nodig hebt.